Als je ziek bent, ga je naar de huisarts. Medicijnen haal je op bij de apotheek. Regelmatig ga je voor controle naar de tandarts. Wie helpt jou daar als eerste? Dat is de assistent(e). De doktersassistent(e) maakt een afspraak voor je bij de dokter. Of de tandartsassistent(e) stelt je gerust wanneer je zenuwachtig bent voor de tandartsbehandeling. In de apotheek hoor je hoe vaak je je drankje moet innemen. De assistent(e) is een belangrijke schakel tussen de patiënt of cliënt en de huisarts, tandarts of apotheker. Daarnaast assisteert hij of zij de huisarts, tandarts of apotheker bij hun werkzaamheden.
Je vindt het leuk om met mensen om te gaan, want als assistent(e) heb je met veel verschillende mensen te maken. Sommigen patiënten zijn gespannen of zenuwachtig. Daar moet je goed mee om kunnen gaan. Je kunt mensen op hun gemak stellen. Je bent vriendelijk, behulpzaam en kunt goed luisteren. Je kunt nauwkeurig werken en hebt verantwoordelijkheidsgevoel. Je raakt vooral niet snel in de stress! Op drukke momenten hou jij het hoofd koel. Je doet vaak van alles tegelijk, dus je moet goed kunnen schakelen.